Bureau/Sectie Gravendienst van de Afdeling Sociale Zaken van het Ministerie van Oorlog/Defensie, (1941-1944) 1945-1976; Dienst Identificatie en Berging (DIB) van de Koninklijke Landmacht, (1940-1944) 1945-1952

Identifier
2.13.5220
Language of Description
Dutch
Dates
1 Jan 1945 - 31 Dec 1952
Level of Description
Fonds
Source
EHRI Partner

Extent and Medium

298 inventarisnummers

Scope and Content

Bij het aanleggen van nieuwe wegen, het omploegen van grond of het uitbaggeren van sloten worden nog veelvuldig uit de Tweede Wereldoorlog stammende veldgraven aangetroffen. Sedert 1945 is de verantwoordelijkheid voor ruiming, berging en identificering ten behoeve van nabestaanden bij de minister van Defensie neergelegd. De organisatie die daarvoor werd opgericht was ook belast met de militair operationele ruimtaak in oorlogsomstandigheden. In de praktijk zijn de werkzaamheden van deze organisatie voornamelijk gericht op de civiele maatschappij in het kader van het algemeen belang. Tussen 1945 en 1952 zorgde de Dienst Identificatie en Berging (DIB) der Koninklijke Landmacht ervoor dat Nederland zijn verplichtingen ten aanzien van omgekomen militairen, ingevolge artikel 17 van de Conventie van Genève van 27 juli 1929, vervulde. De dienst was onder andere belast met de berging en identificatie van slachtoffers en de transporten en het (her)begraven van de stoffelijke resten. In samenwerking met de Gravendienst werden de verspreid liggende graven van geallieerden, Duitsers en in concentratiekampen omgekomen burgers ondergebracht in aparte begraafplaatsen. De instandhouding en verzorging van deze graven werd overgedragen aan de in 1946 opgerichte Oorlogsgravenstichting. De in 1945 opgericht Gravendienst was onder andere belast met het zorgdragen voor de aanleg en inrichting van militaire erebegraafplaatsen. Nauw contact werd daarbij gehouden met soortgelijke buitenlandse diensten en instanties. Dit heeft geleid tot het inrichting van erebegraafplaatsen waar gesneuvelde militairen bijeen werden gebracht. De dienst werd vanaf 1952 belast met de taken van de opgeheven DIB. Hierdoor werd een uitgebreider takenpakket toebedeeld, en moest de dienst daarmee ook volledig op een oorlogstaak zijn voorbereid. In de praktijk hield de Gravendienst zich tot het midden van de jaren zestig voornamelijk bezig met het inrichten van militaire erevelden. In 1967 voltooide de dienst het laatste oorlogskerkhof bij IJsselstein, waarna het personeel in het kader van zijn praktische opleiding met name te werk werd gesteld bij het ruimen van civiele begraafplaatsen. In 1972 werd de parate Gravendienst opgeheven en werden de oorlogstaken overgeheveld naar mobilisabele eenheden. De overgebleven medewerkers houden zich sindsdien bezig met het ruimen van losse veldgraven, het identificeren van de aangetroffen stoffelijke resten, het zo mogelijk in kennis stellen van familieleden van de gesneuvelde en het herbegraven van de stoffelijke resten op een van de erevelden in Nederland. Verder bergen en identificeren ze vliegtuigbemanningen van aangetroffen wrakken van vliegtuigen. Het hele archief heeft betrekking op ruiming, berging, identificatie, herbegraving of repatriëring van stoffelijke resten. In veel inventarisnummers zijn deze gegevens op plaats of Kreis geordend. Op inventarisnummerniveau zijn de beschrijvingen opgenomen waaruit blijkt dat het archiefbestanddeel naamlijsten of informatie alfabetisch toegankelijk op persoonsnaam zijn opgenomen.

Conditions Governing Access

openbaar

Process Info

  • This fonds has been selected by EHRI from the online service Wegwijzer Archieven WO2 at www.archievenwo2.nl based on the Dutch subject heading 'Jodenvervolging' attributed to file descriptions within the collection. Only file descriptions with subject heading 'Jodenvervolging' provided by the Wegwijzer Archieven WO2 have been included.

  • Nationaal Archief

Subjects

This description is derived directly from structured data provided to EHRI by a partner institution. This collection holding institution considers this description as an accurate reflection of the archival holdings to which it refers at the moment of data transfer.