Brief van J.G.M. Roch aan zijn broer over een militaire opmars op Sumatra, 9 januari 1948.

John Jurgens was tweede luitenant bij het Garderegiment fuselier Prinses Irene. Zijn peloton maakte deel uit van een colonne die begin november 1947 langs de Gomereng-rivier naar de dorpen Martapoera, Banten, Razoean en Menang Besar moest oprukken. De opmars werd vertraagd door over de weg gelegde bomen en kapot gemaakte bruggen. Toen Jurgens op zoek ging naar balken om een noodbrug te bouwen, struikelde hij "in het hartstikke duister" over "drie dooie Peloppers, die hier keurig door [...] de tirailleurs waren koudgemaakt en netjes op een rijtje waren gelegd". Bekomen van deze "lugubere ontdekking" trof hij een "pracht van een Chinees huis" aan waarvan de fundamenten "wel eens uitermate geschikt konden zijn voor onze brug". Jurgens riep de hulp in van een carrier die "in enkele forse rukken het gehele huis als een kaartenhuis ineen liet storten".