Archief van het Gemeentelijk Theaterbedrijf
Scope and Content
Inleiding
De Archiefvormer
'Het was bij besluit van den Burgemeester van 26 september 1941, dat werd ingesteld een Gemeentelijk Theaterbedrijf, tot welks taak behoort de exploitatie van het gebouw van den Stadsschouwburg, alsmede bemoeiingen met de van gemeentewege te geven tooneel-, operete- en andere voorstellingen in dien schouwburg en elders. Tot directeur van het Gemeentelijk Theaterbedrijf werd benoemd H.D. van Dellen, hoofd afdeeling Kunstzaken der Gemeentesecretarie en van het Bureau voor Propaganda en Vreemdelingenverkeer en adjunct-adviseur aan het Bureau voor Organisatie en Efficiency.', aldus het jaarverslag over het jaar 1941/42 van het Gemeente Theaterbedrijf. (1) Dit Gemeentelijke Theaterbedrijf ontstond op initiatief van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten (D.V.K.), dat onder leiding stond van dr. Tobi Goedewaagen. In navolging van de situatie in Duitsland waar gezelschappen staatssubsidie ontvingen wilde de Duitse bezetter ook in Nederland gezelschappen gaan subsidiëren. De belangstelling van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten ging vooral uit naar het oprichten van een Nederlandsche Opera, die voor het eerst gesteund zou gaan worden met een rijkssubsidie. Tegenover het verkrijgen van deze subsidie stond als voorwaarde dat zowel het te spelen repertoire als de benoemingen van de personeelsleden de goedkeuring moesten hebben van eerdergenoemd departement. Binnen het Theaterbedrijf waren er drie afdelingen: Tooneel, Opera en Dans. Voor alle afdelingen was de vaste standplaats de Stadsschouwburg in Amsterdam. daarbij gaven voor zover bekend de afdeling Tooneel en Dans ook veel voorstellingen buiten Amsterdam. De afdeling Tooneel bestond uit de voormalige N.V. Het Nederlandsch Tooneel, onder leiding van Cor van der Lugt Melsert. Van der Lugt Melsert was in die tijd vooral bekend vanwege zijn goede zakelijke leiding, waarvoor hij in 1938 naar Amsterdam werd gehaald om samen met Albert van Dalsum en August Defresne de leiding op zich te nemen van het gezelschap in de Amsterdamse Stadsschouwburg, de N.V. Het Nederlandsch Tooneel. In 1940 neemt Van Dalsum zijn ontslag. Deze begint samen met Paul Storm Tooneelgroep Studio (1940-1942). August Defresne en Cor van der Lugt Melsert gaan met het Gemeentelijk Theaterbedrijf verder. (2) 'Hierbij heb ik de eer U mede te deelen, dat er tusschen de Gemeente Amsterdam en de N.V. Het Nederlandsch Tooneel een overeeenkomst gesloten is, waardoor genoemde N.V. voorlopig van 1 september 1941 tot 1 september 1942 als zoodanig deel zal uitmaken van het door de Gemeente Amsterdam in den Stadsschouwburg opgerichte Gemeentelijke Theaterbedrijf, waarover als Directeur de Heer H.D. van Dellen is aangesteld en dat zoowel tooneel als opera en operette omvatten zal', aldus een door Cor van der Lugt Melsert opgestelde circulaire. (3) In deze aan de schouwburgdirecties gerichte ciculaire uit het najaar van 1941 wordt meegedeeld dat Het Nederlandsch Tooneel als zodanig niet meer bestaat, maar deel uitmaakt van het door de Duitse bezetter opgerichte Gemeentelijke Theaterbedrijf in Amsterdam. 'Er kwam een regeling tot stand, waarbij de Gemeente alle verbintenissen en overeenkomsten overnam, welke den directeur van de N.V. Het Nederlandsch tooneel voor het seizoen 1941/42 waren aangegaan met artistiek, administratief en technisch personeel. [...] De artistiek leiding bleef in handen van den directeur Cor van der Lugt Melstert, die tot indendant der afdeeling Tooneel werd benoemd; de zakelijke leiding zou geheel bij de Gemeente berusten. Daartoe werd de subsidie ingetrokken; alle baten zouden ten goede, alle onkosten ten lasten van de Gemeente komen. [...] Op 1 juli 1942 liepen de door de Gemeente overgenomen contracten met de auteurs der Afdeeling Tooneel af. Een belangrijke verbetering in de positie der tooneelspelers kon in verband hiermede worden ingevoerd door het instellen van contracten, loopende over twaalf maanden.' (4) In 1944 wordt Van der Lugt Melsert wegens gezondheidsproblemen als artistiek leider opgevolgd door Ben Royaard, die daarvoor als speler aan het Gemeentelijke Theaterbedrijf was verbonden. (5) De afdeling Opera moest in 1941 nog worden samengesteld. Als artistiek leider van deze afdeling werd Johan den Hertog aangesteld. Na een publicaties en oproepen in de pers voor dit gezelschap, stroomden de aanmeldingen binnen. Het betrof hier zowel koorleden, solisten als orkestleden. 'De voorbereidende betreffende de oprichting van een Gemeentelijke Opera te Amsterdam waren op 1 september 1941 zoover gevorderd, dat met de practische organisatie van het gezelschap begonnen kon worden. [...] Na den oproep voor solisten en koorzangers meldden zich 300 sollicitanten, die alleen in een reeks van 14 audities gelegenheid kregen, zich te laten hooren. Na een strenge selectie werd een koor van 43 leden geëngageerd. (6) [...] Werden reeds dadelijk 3 solo-repititoren, de heeren. G. Olthuis, G.H. Terwiel en Chr. Veelo en 1 koordirigent, de heer H.J. Wielink, vast aangesteld, wat de muzikale leiding en regie betreft werden op wensch van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten verschillende dirigenten en spelleiders uitgenodigd, bij één of twee instudeeringen de op hun terrein liggende leiding op zich te nemen, ten einde later tot de keuze van een vasten staf over te gaan. Zoo traden naast den intendant Johannes den hertog als dirigenten op: Eduard Flipse. J. van Epenhuysen en Otto Glastra van Loon en als regisseurs: Johan de Meester en Cruys Voorbergh.' (7) Verbonden aan de leiding Opera was een balletgezelschap. Hiervoor had men het gezelschap van de Duitse Yvonne Georgi gekozen. De balletten Yvonne Georgi werden op 1 october 1941 opgenomen in het Gemeentelijk Theaterbedrijf. Het esemble was, na eenige jaren van incidenteel optreden, in 1936 gesticht auspiciën van de Wagnervereeniging. [...] De loopbaan van het ensemble mag van artistiek standpunt bezien zeker succesvol genoemd worden; derhalve bestond er alle reden, het gezelschap aan het nieuwe gemeentelijk bedrijf te verbinden en aldus zijn positie te consolideeren. Deze verbintenis mag een novum heeten in de gescheidenis van het hedendaagsche schouwburgbedrijf ten onzent; de laatste vaste balletgroep in Nederland was omstreeks 1850 aan den Amsterdamschen Stadsschouwburg verbonden. Een tweeledige taak was voor de Afdeeling Balletten in het nieuwe kader weggelegd. In de eerste plaats had zij een dienende functie te vervullen bij de voorstellingen der afdelingen Tooneel en Opera, in de tweede plaats werd haar gelegenheid gegeven, haar zelfstandige werkzaamheden verder te ontplooien.'(8) De man van Yvonne Georgi, L.M.G. Arntzenius, zou de administratieve leiding voeren. (9) De volledige 'arisering' van het openbare kunstleven voltrok zich op 15 september 1941 toen de 'Bekendmaking over het optreden van joden in het openbaar' verscheen van de hand van Generalkkommissar Rauter. Het was voor joden voortaan verboden onder meer openbare parken, cafés, restaurants, bioscopen, musea en schouwburgen te bezoeken. Vervolgens is men in februari 1942 verplicht zich aan te melden bij het gewraakte Theater- en Dansgilde van de Kultuurkamer. 'Verenigingen of stichtingen, die lid van de Kultuurkamer moeten zijn, moeten hun statuten in overeenstemming brengen met de verordering. Joden of joods-vermaagschapte personen kunnen geen lid zijn van de Kultuurkamer, noch van een vereniging die lid der Kultuurkamer moet zijn', aldus een citaat uit een verordening waarbij de Kultuurkamer officieel werd opgericht. (10) Dit alles heeft tot gevolg dat er ook bij het Gemeentelijke Theaterbedrijf, gedwongen en soms uit protest, een aantal personeelsleden verdwijnen. De overgebleven werknemers werden voor het merendeel lid van de Kultuurkamer. Reichskommissar Seyss-Inquart dreigde met represailles als niet zoveel mogelijk artisten, musici, schrijvers, schilders en dansers lid werden van de Kultuurkamer. De directeur van het Gemeentelijke Theaterbedrijf, van Dellen, hield op 16 februari 1942 een toespraak om de werknemers op de hoogte te stellen van de Duitse dreigementen. Veel werknemers besloten daarop tot het einde van de oorlog door te spelen. (11) Het spelen, zingen en dansen werd in de loop van de tijd (lees: oorlog) steeds moeilijker. In het conceptjaarverlag over 1942/43 staat te lezen: ' Van 3 tot en met 6 februari 1943 werden alle schouwburgen in Nederland gesloten ten teeken van rouw over den val van Stalingrad. Van 8 februari 1943 af werd voor de provincies Noord- en Zuid Holland den spertijd 22 uur afgekondigd; van 14 februari1943 af voor Amsterdam en Den Haag den spertijd 20 uur. Te Amsterdam werden om deze reden van zondag 14 februari 1943 af alleen middagvoorstellingen gegeven. [...] Van 5 mei 1943 af werd de spertijd voor geheel Nederland op 21 uur gebracht, om op 15 mei 1943 op 23 uur te worden gesteld. [...] Uiteraard oefenden bovengenoemde maatregelen een zeer funesten invloed uit op de exploitatie van het gemeentelijk Theaterbedrijf' (12) Toch, als we het verslag over het jaar 1943/44 moeten geloven, ging het goed met Nederland 'Van 1 februari 1944 af werd een nieuwe séjourregeling voor het Gemeentelijk Theaterbedrijf ingesteld, met het oog op de verhoogde levenstandaard.' (13) In het laatste seizoen 1944/45 werd het helemaal lastig om het beroep uit te kunnen oefenen. ' Op den dag der invasie in Frankrijk, op dinsdag 6 juni 1944, kondigde de Burgemeester van Amsterdam een reisverbod af voor het Gemeentelijk Theaterbedrijf, waardoor een aantal gecontracteerde voorstellingen in de provincie geannuleerd moest worden.' (14) Na de bevrijding worden door prof. dr. N.A. Donkersloot, die tot hoofd der sectie XIV (Kunstzaken) van het Militair Gezag is benoemd, de zogenaamde Eereraden ingesteld, die de kunstwereld moeten zuiveren van elementen die te 'nauw' of te 'makkelijk' met de Duitsers hebben samengewerkt. De 'leke-rechters' van deze Eereraden worden gezocht onder de kunstenaars die wel verzet tegen de Duitsers hebben geboden en die door hun standvastige houding ernstig gedupeerd werden in het uitoefenen van hun beroep. Archteraf kan worden afgevraagd of hier wel van een rancune-vrije en onbevooroordeelde rechtbank sprake was. Door de Eereraad voor Tooneel en Dans worden in elk geval 102 mensen, waaronder Cor van der Lugt Melsert, Yvonne Georgi en haar man, veroordeeld tot het niet uitoefenen van hun beroep voor enkele jaren. Na enige tijd zouden straffen door de Centrale Eereraad opgelegde straffen niet rechtsgeldig waren. Op het negeren van de straffen stonden geen sancties. (15) In het seizoen 1945/46 ging alleen de (gezuiverde) afdeling Opera nog door met het geven van voorstellingen. De eerste voorstelling van de afdeling Opera vond op 17 december 1945 plaats. Men speelde de Tosca. Er was veel protest tegen de spelers die ook voor Frontzorg en andere fascistische organisaties hebben gespeeld. Men vond dat de zuivering gefaald had. De voorstellingen werden uiteindelijk gestaakt. Na vele discussies hervatte de afdeling Opera onder veel protest in maart 1946 weer de activiteiten. Na het seizoen 1945/46 werd het Gemeentelijk Theaterbedrijf echter als zodanig opgeheven, en als operagezelschap opgevolgd door De Nederlandsche Opera. De toneelspelers van het Gemeentelijk Theaterbedrijf vonden voor het merendeel werk bij Toneelgroep Comedia van Cor Hermus of bij de Stichting Amsterdamsch-Rotterdamsch Tooneelgezelschap (StART) van Albert van Dalsum en August Defresne. Het gezelschao van Yvonne Georgi had tijdens de oorlog een tournee door Duitsland gemaakt en had in Nederland opgetreden voor Frontzorg. De dansers kregen collectief het verbod om voor één jaar het beroep uit te oefenen. (16) Het Archief De omvang van het archief is ongeveer 0.85 meter. Het grootste deel van het archief is afkomstig uit de Stadsschouwburg. Het archief is niet compleet. Wat de 'ingekomen en uitgegane stukken', 'grootboeken' en 'kasboeken' van het Gemeentelijk Theaterbedrijf betreft, wordt verwezen naar het archief van de Stadsschouwburg (Gemeentearchief Amsterdam, toegangsnummer 267). In het archief zal de onderzoeker niet de loonstaten van de toneelspelers (met een maandsalaris) over het jaar 1945 van het Gemeentelijk Theaterbedrijf (GTB) aantreffen. (17) Sommige toneelspelers zouden per 1 november 1945 bij de Stichting Amsterdamsch-Rotterdamsch Tooneelgezelschap (StART). Vermoedelijk heeft StART echter per ongeluk alle loonstaten van de tonelisten van het GTB gekregen. (18) De speelplannen die door de administrateur Jaap van der Poll zijn bijgehouden en de speelplannen van de afdeling Tooneel hebben in feite betrekking op twee gezelschappen, namelijk de N.V. Het Nederlandsch Tooneel en het Gemeentelijk Theaterbedrijf. Daar het Gemeentelijk Theaterbedrijf de opvolger is van de N.V. Het Nederlandsch Tooneel worden de speelplannen bij het archief van het GTB bewaard. (19) Verantwoording van de inventarisatie Deze inventaris is een bewerking van een eerdere inventaris die in maart 1992 is gemaakt door J. Meijer. Sinds 1992 zijn er nog enkele archiefstukken boven water gekomen die behoren tot het archief van het Gemeentelijk Theaterbedrijf. Besloten is toen deze archivalia toe te voegen en de inventaris van Meijer aan te passen (1994). Het originele archief wordt beheerd door het Theater Instituut Nederland. Het Gemeentearchief bezit de kopieën van deze originelen. Bij de inventarisatie van het archief van de Stadsschouwburg over de periode 1960 - 2005 (toegangsnummer 30037) werden eveneens stukken aangetroffen die deel uitmaken van het archief van het Gemeentelijk Theaterbedrijf. Deze zijn als aanvulling bij dit archief opgenomen. De omvang van deze aanvulling is ongeveer 0,35 meter.
Bronnen en literatuur
- Ben Albach, Het Huis op het plein, Amsterdam 1957 - Lambiek berends, Rozen en tomaten: de Amsterdamsche Schouwburg 1894-1994 - Linda Bouws, 'Een schets van het Amsterdamse toneelleven van 1935-1945', in: Scenarium nr. 6, 1982 - H. Koegleer 'Yvonee Georgi, mit einem Nachwort von Friedrich Rasche', in Reihe Theater Heute, nr. 6, 1963 - C. van der Lugt Melsert, Wat ik nog even zeggen wou, Maatstricht, 1949 - H. Mulder, Kunstenaars in crisis en bezetting, een onderzoek naar de houding van Nederlandse kunstenaars in de periode 1930-1945, Utrecht 1948 - Eva van Schaik, Op gespannen voet. Geschiedenis van de Nederlandse Theaterdans vanaf 1900, Haarlem 1981 - Tanz Ballet Yvonne Georgi herausgegeben von Rolf Helmut Schafer, Braunschweig - Het Theater Instituut Nederland beschikt ook over een verzameling foto's, affiches, geluid, video, teksten, programma's, prenten, tekeningen, kostuums en recensie's - Productiedocumentatienummer: 990028
Process Info
Jacqueline Meijer en David Gribnau