Onderwerpsmap inzake de wettelijke regelgeving omtrent de vereffening van goederen in beslag genomen door Duitse autoriteiten. 1939-1942.

Als gevolg van de oorlogsomstandigheden verdwenen er na 1940 flink wat ladingen van (stoom)schepen, die de DIV opnieuw trachtte op te sporen met het oog op de teruggave van deze goederen aan de voormalige eigenaars. Na de bezetting kreeg de DER een bijkomende opdracht toegemeten, die niet alleen de identificatie en restitutie van verdwenen ladingen, maar tevens van door de Kriegsmarine opgeëiste of onder dwang gebouwde schepen inhield. Bij het in Duitsland teruggevonden materieel diende, naargelang de staat van het schip in kwestie, met de geallieerde autoriteiten te worden onderhandeld over zijn herstelling tot drijfvermogen (op kosten van de Duitse economie), dan wel over de verkoop van de wrakken of de zwaar beschadigde binnenschepen waarvan de terugkeer niet was vereist. In 1945 recupereerde de DER 131 binnenschepen, in 1946 nog eens 126 schepen. De restituties die met behulp van de geallieerde autoriteiten werden gerealiseerd, beliepen 520 miljoen frank ten gunste van particulieren en 80 miljoen voor de Belgische Staat.