Archief van de gemeentepolitie Groningen 1917-1995

Identifier
1692
Language of Description
Dutch
Dates
1 Jan 1917 - 31 Dec 1995
Level of Description
Fonds
Source
EHRI Partner

Extent and Medium

2557 inventarisnummers

Creator(s)

Scope and Content

Na de Duitse inval werd de politie ingrijpend veranderd. Om te beginnen werd naast het Nederlandse politieapparaat een klein Duits politieapparaat ingesteld dat bestond uit de volgende onderdelen: de Ordungspolizei (Ook wel Grüne Polizei genoemd vanwege de kleur van het uniform.)-een orde politiekorps-, de Sicherheitspolizei onderverdeeld in Gestapo (politieke recherche) en de Kripo (gewone recherche). Aan de Sicherheitspolizei werd de Sicherheitsdienst nog toegevoegd, die zich met politieke recherche bezighield. Ook de Abwehr, de militaire contraspionage was op dit gebied actief.De zgn. Aussenstellen, waarvan er zes in Nederland waren, omvatten niet meer dan 30 à 40 man. De Aussenstelle in Groningen, die de vier noordelijke provincies bestreek, werd geleid door S.S. Sturmbannführer G.G. Haase, met als ondercommandant S.S.-Hauptsturmführer Friedrich Bellmer. Zij was gevestigd in het 'Scholtenshuis' in Groningen. Het toezicht op de gehele politie werd in handen gelegd van de Duitse Reichskommissar Seyss-Inquart, terwijl de Ordnungspolizei op alle hogere niveaus de Nederlandse politie controleerde. Op sleutelposities werden voor de bezetter betrouwbare personen benoemd. De politiezorg werd na enige tussenstappen tot staatszorg gemaakt en ondergebracht bij het Ministerie van Justitie onder een directeur-generaal. Het toezicht op de Nederlandse politie was in hoogste instantie opgedragen aan de Hogere SS-en Politieleider, die als zodanig reeds het bevel had over de in het bezette gebied ingezette SS-en Duitse politie-eenheden. Als Commissaris-Generaal voor Openbare Veiligheid stond hij met 3 nadere Commissarissen-Generaal de Rijkscommissaris bij in het hoogste bestuur van bezet Nederland. De Hogere SS- en Politieleider in Nederland, Hanns Albin Rauter, stond aan het hoofd van zowel de Nederlandse als de Duitse politie. Het gehele politieapparaat omvatte ten hoogste 700 man. In bijlage twee is de organisatie van de gemeentepolitie Groningen anno 1942 opgenomen. In hetzelfde jaar ging de bezetter over tot de oprichting van de vrijwillige hulppolitie, een organisatie die eind 1943 werd verdrongen door de landwacht. Er kwam een recherche-centrale belast met toezicht op de recherche, gegevensverzameling en behandeling van zware delicten. Het duurde tot einde 1942 vooraleer, formeel althans, van ingrijpende plannen bleek. Allereerst ingevolge de Verordening van de Rijkscommissaris van 28 november 1942 op de politionele diensten in de gemeenten, die de politie terugbracht tot twee soorten namelijk: gemeentepolitie (in ruim 120 door de Secretarissengeneraal van Justitie en Binnenlandse Zaken aangewezen stedelijke gemeenten) en Marechaussee in de overige. De gemeenteveldwacht ging over in de Marechaussee, waarin de Rijksveldwacht al per 1 maart 1941 was opgenomen. De grote reorganisatie was vervat in de Verordening Organisatie Politie (VOP) van 14 december 1942. Deze trad per 1 maart 1943 in werking en stelde het Rijkspolitiebesluit van 1935 buiten werking. Op l maart 1943 werd de Nederlandse politie gereorganiseerd. Met ingang van die datum werd de gemeentepolitie Groningen Staatspolitie. In Groningen werd de reorganisatie een feit per 1 januari 1944, omdat een onvoldoende personeelsbezetting een gehele doorvoering onmogelijk maakte. De recherche, nu de Staatsrecherche nam een belangrijke plaats in. Hierbij werd Groningen een hoofdafdeling genoemd, voor de 3 noordelijke provincies, maar daar is weinig van terecht gekomen. Tenslotte werden er in 1943 twee nieuwe afdelingen geformeerd: een hondenbrigade en een afdeling bereden politie. Na de bevrijding van het zuiden van ons land werd een aantal noodmaatregelen genomen met het doel de handhaving van de openbare orde op een goede wijze te verzekeren. Als eerste moet dan worden gewezen op de Verordening van de Chef Staf Militair Gezag van 12 september 1944, waarbij iedere politieambtenaar, ongeacht het korps waarvan hij deel uitmaakt, werd verklaard te behoren tot de algemene politie. Van de regering in Londen vragen twee besluiten om vermelding. Allereerst Het Besluit Bezettingsmaatregelen (Stb, 1944, E93), dat de bezettingsverordening op de politionele dienst in de gemeenten (1942) handhaafde doch de Verordening Organisatie Politie (1942) buiten en daarmee het Rijkspolitiebesluit 1935 weer in werking stelde. Daarna volgde op 27 december 1944 het Buitengewoon Politiebesluit (E123), dat in afwachting van een nadere regeling alle politiezorg tot rijkspolitiezorg verklaarde en alle politie ambtenaren onderwierp aan de bevelen van de Minister van Justitie. Die nadere regeling werd het Politiebesluit 1945. Het Militair Gezag trof ook praktische maatregelen om orde en rust te verzekeren. Zij nam de politiezuivering ter hand, richtte gezagscompagniën op, creëerde in het bevrijde zuiden een politiereserve en richtte de grensbewaking opnieuw in. Op recherchegebied was het Militair Gezag actief via de oprichting van de POD's (Politie Opsporings Diensten) later Politieke Recherche Afdelingen (PRA) genaamd. Op 16 april 1945 werd Groningen bevrijd. Het Militair Gezag belastte de hoogste in rang van de politie, hoofdinspecteur Vos, met de leiding van het politiekorps. Er werd een algemene dienst gevormd, die belast was met de algemene politietaak. Naast deze dienst was er de Staatsrecherche. Deze zogeheten Politieke Opsporingsdienst was opgedeeld in zes afdelingen, te weten: -Administratie - Politieke Recherche Afdeling Collaboratie - Afdeling Vervoer - Juridische Afdeling - Recherche ( onderverdeeld in de Recherche Stad Groningen en de Recherche Buitendienst) - Sub-commissie van het Bureau tot Opsporing van Oorlogsmisdadigers (BOOM). De politieke opsporingsdiensten hadden met de ordeproblemen zijdelings te maken. Zij werden opgericht om de grote aantallen Nederlanders en Duitsers die na de oorlog moesten worden aangehouden en verhoord, te verwerken. Inventarisnummers waarvan uit de beschrijving blijkt dat er oorlogsgerelateerde informatie in aanwezig is, zijn onder beschrijvingen van de inventarisnummers in de Wegwijzer te vinden. Series waaruit uit de beschrijving geen relatie blijkt met de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog, maar waarvan wordt ingeschat dat zij toch oorlogsinformatie zouden kunnen bevatten, worden hieronder weergegeven. Daarnaast zijn er natuurlijk buiten de series meer inventarisnummers met betrekking tot openbare orde en veiligheid te vinden. Hiervoor wordt verwezen naar de inventaris zelf. De inventaris is in verschillende perioden verdeeld. De perioden 1917-1943 en 1944-1946. Deel tot 1943: Inventarisnummers 145-233 bevatten meldingsrapporten, registers van publiekscontacten en interne meldingen voor de periode 14 februari 1940- 31 december 1943. Indexen op naam op de registers van publiekscontacten en interne meldingen uit die periode zijn te te vinden onder inventarisnummers 246-253. Inventarisnummers 268-289 bevatten registers van zaken bestemd voor nader onderzoek door de recherche afkomstig uit de registers van publiekscontacten en interne meldingen. Indexen op naam en onderwerp op de registers van publiekscontacten en interne meldingen voor nader onderzoek door de recherche, 1942-1944 bevinden zich onder inventarisnummers 290-294. Inventarisnummers 430-491 bevatten processen-verbaal van misdrijf, per jaar geordend op chronologische volgorde met betrekking tot de jaren 1940-1944. Inventarisnummers 492-746 bevatten dossiers die regelmatig met de politie in aanraking kwamen, alfabetisch geordend op persoonsnaam, daarbinnen in chronologische volgorde 1917-1974. Deel 1944-1946: Inventarisnummers 858-906 bevatten correspondentie met betrekking tot de jaren 1945-1946. Inventarisnummers 917-979 bevatten Meldingsrapporten (en index), registers van publiekscontacten en interne meldingen, chronologisch geordend, 1944-1946. Inventarisnummers 980-1006 bevatten 'Memorandum', registers (en index) van zaken bestemd voor nader onderzoek door de recherche afkomstig uit de registers van publiekscontacten en interne meldingen, 1944-1947. Inventarisnummers 1034-1044 bevatten stukken met betrekking tot de Opsporingsdienst Zware misdrijven. Waaronder processen-verbaal met betrekking tot vaststelling doodsoorzaak, identiteitsvaststelling, brandstichting.

Conditions Governing Access

beperkt openbaar

Process Info

  • This fonds has been selected by EHRI from the online service Wegwijzer Archieven WO2 at www.archievenwo2.nl based on the Dutch subject heading 'Jodenvervolging' attributed to file descriptions within the collection. Only file descriptions with subject heading 'Jodenvervolging' provided by the Wegwijzer Archieven WO2 have been included.

  • RHC Groninger Archieven

Subjects

Places

This description is derived directly from structured data provided to EHRI by a partner institution. This collection holding institution considers this description as an accurate reflection of the archival holdings to which it refers at the moment of data transfer.